Ik heb de stilte lief
Ik verlangde er al lang naar, en eigenlijk onophoudelijk. Stilte. Nochtans, als prille twintiger bracht ik mijn dagen bijna luidkeels hollend door. Plichtsbewust van het werk rechtstreeks naar de avondschool, me tussendoor uitlevend in expressieve hobby’s, op sfeervolle zomerfestivals of vrolijk taterend met vrienden op café. Ook de stad toonde zich luidruchtig aan het drukke kruispunt waar ik woonde. Achtergrondgesprekken op het werk weefden zich in veelvoud door elkaar, maar dat hoorde ik niet. Niet meer. In mijn gedachten was het immers even druk.
En toch dat verlangen, onophoudelijk, als een vage nostalgie. Dat verlangen naar even niets, naar even stilte. En misschien, hopelijk, in de stilte onder en achter alles, iets vinden. Iets diepers.
Stilte als grondtoon
Een waar ontwaken was het, mijn eerste langdurige ervaring met de stilte. Een afstudeerproject voor de avondopleiding had me tot in de Syrische woestijn geleid. Alles viel weg. Het gezellig drukke geroezemoes van de stad, het al dan niet monotone geronk van auto’s. Geen getoeter, geen druk flitsende beelden op mijn netvlies, alleen maar weidsheid. Daar zat ik plots, in een klein oud klooster te midden van de woestijn. Met mijn blik op oneindig verwonderd luisterend naar de geluiden van de stilte, die plots de grondtoon van mijn dagen was geworden.

In het begin voelde het prettig onwennig aan. Ik vulde mijn tijd naar goede gewoonte actief in. Een wandeling door de woestijn met andere bezoekers, verkenningstochten in de bibliotheek, geiten melken in de schaapskooi, lakens wassen in grote ijzeren wastobbes, uitwisselingen rond een kop thee op het terras, … De gesprekken verdiepten zich al snel. Maar ook mijn zicht en mijn gehoor verscherpten. Het leek alsof ik nog nooit zo bewust mijn omgeving had kunnen waarnemen. Ik voelde hoe mijn ogen elke kleurnuance in de hemel tot in detail in zich opnamen. Ook de zachtheid van de woestijnbries in de vroege ochtend liet zich gewillig horen.
Vernieuwde waarneming
De stilte begon dieper en dieper in mijn wezen door te dringen. En dat begon me – vreemd genoeg - onrustig te maken. Na twee weken in de woestijn, kon ik het niet meer uithouden. Plotsklaps besloot ik dat ik er even uit moest! De bedrijvigheid van de stad en het verlangen naar nieuwe prikkels en impulsen, lonkten.
Ondanks mijn onrust die laatste dagen, voelde ik hoe mijn zintuigen uitgezuiverd waren en wagenwijd openstonden. Het was alsof ik alle wereldse geluiden met vernieuwde oren hoorde. Ook de weelderigheid van het groene regenachtige landschap verfriste mijn blik.
Na talloze ontmoetingen met warmhartige Syriërs in verloren dorpen en levendige steden, na intense bezoeken aan moskeeën, badhuizen, soeks, kastelen en musea, begon de stilte weer aan me te trekken. En hoewel ik mijn terugkeer met enige weerstand voor me uit probeerde te duwen, zat ik al snel weer op de minibus richting woestijn.
De stem van het hart
Al klimmend op de trappen naar het klooster, voelde ik hoe de stilte en de weidsheid bij elke trede omhoog hun reeds gebaande weg weer in me vonden. Misschien gaat het zo met de stilte: eens ze een opening naar je ziel vindt, is het moeilijk haar die toegang nog te ontzeggen.
Eén ding is zeker, de stilte laat ook het hart niet onberoerd. Hoe langer ik in stilte vertoefde, hoe meer de bewegingen in mijn hart zich lieten horen. En zo gebeurde het dat ik gezeten op een berg achter het klooster, geheel onverwacht, een diep verdriet voelde opborrelen. In tranen keek ik urenlang over het stille weidse landschap, dat al mijn verdriet zonder aarzelen omhelsde en warm mee droeg. In de stilte die ik mezelf gunde, maakte mijn onrust aarzelend plaats voor een lang verdrongen verdriet.
Ik heb de stilte lief, omdat ze me leerde ademen. Niet vluchtig en halfslachtig, maar tot diep in mijn wezen waar ik elke snaar voel trillen. Ik heb de stilte lief, omdat ze mijn hart beetje bij beetje opende en me hielp mijn verdriet te bevrijden.
Geredde tijd
En naar die stilte bleef ik verlangen, snakken soms zelfs. Als ik wat later bij thuiskomst in eigen land weer op mijn fiets door de stad reed, kostte het me moeite met mijn blik alle beelden op te vangen die over mijn netvlies gleden. Mijn ogen zochten al snel hun toevlucht tot de kerken die ik onderweg tegenkwam, wetend dat daarbinnen de stilte gevrijwaard blijft. “Elk authentiek moment van stilte, is tijd die gered wordt”, hoorde ik wat later van de Benedictijnse monnik Benoît Standaert in de Roosenbergabdij in Waasmunster. Zijn krachtige woorden sloegen bij me in als een bom.
Want hoewel de stilte me op de soms pijnlijke weg van verdriet had gebracht, ontdekte ik dat ik net in dat ademend aanwezig zijn bij al wat in me beweegt, verlichting en redding begon te voelen. En soms gebeurde het dat ik al wandelend in een kostbaar stil stukje natuur even geen grens meer voelde tussen binnen en buiten. Mijn ogen de kost gevend aan de natuurpracht en één en al gehoor gevend aan de geluiden van het bos, merkte ik soms - als ik diep in ademde - dat het stil was bij me van binnen.
Even geen gedachten, geen pijn noch verdriet, geen overdaad aan prikkels, maar gewoon aandachtig in stilte zijn. Zuiver stil aanwezig zijn. Wat een contrast met de tijd die ik soms wezenloos verloren liet gaan voor mijn gsm- of computerscherm.
Kapers op de kust
Alsmaar meer verlangde ik ernaar ver weg van de woestijn dat stukje stilte in mezelf te cultiveren. Want ik merkte hoe lawaaierig het soms in me was, hoeveel kapers op de kust! Niet alleen verdriet en oude pijn, maar ook de zorgen van elke dag en soms onbestemde angsten wrongen zich een weg door mijn zo begeerde stilte. Toch kon ik af en toe proeven van die stilte die, onder of achter alle interne en externe stoorzenders, toch altijd aanwezig bleek.
En plots herinnerde ik me de vanzelfsprekende stilte van mijn kinderjaren. Ik groeide op in een dorp ver verwijderd van drukke verkeersassen. Behalve af en toe wat televisiekijken ’s avonds, was er weinig afleiding. De drukte van een goed gevuld actief en sociaal leven, van non-stop muziek en radio, van internet en later ook sociale media, begon pas in mijn tienerjaren zijn intrede te doen in mijn leven. De stilte die me als kind altijd omringde, had met het ouder worden plaatsgemaakt voor een continue beat van gedachten, geluiden en mijn eigen druk gevulde programma.
Toch begon ik vaag te beseffen dat de stilte er eigenlijk altijd was en geweest was.
Stille verwondering
Waar ik vroeger hield van de meest exotische ritmische muziek tot de meest knarsende gitaarsolo, wilde ik plots alleen nog maar naar klassieke muziek luisteren. En dan vooral die stukken waarin de stilte het ritme bepaalt. Ook begon ik ervan te houden voor dag en dauw op te staan om te gaan wandelen. Hoe heerlijk toch die vroege winterochtenden waarop iedereen nog slaapt en het buiten mistig is. En dan wachten, tot de zon langzaam opkomt en de hemel zich vult met zachte kleurnuances die zich langzaam tot helder wordend licht ontpoppen.
Met mijn fototoestel begon ik die wazig verstilde ochtendbeelden vast te leggen. Ik besloot ze op doek te zetten. Laag voor laag schilderde ik ze, met olieverf, die diepblauwe ochtendhemel waaruit het eerste licht bijna onzichtbaar opwelt, die beweeglijke gedaante in de verte die bijna in de mist verdwijnt. Laag voor laag tastte ik opnieuw naar die zachte verwondering waarheen het vaak adembenemende ochtendlicht me steeds weer voerde. In alle stilte. Hoe mooi toch de wereld, hoe bijzonder het licht. Bijna als van nature werden mijn vroege ochtendaanschouwingen langzaam als een stil gebed dat mijn hart oplichtte.

Die grote stilte
En die oplichting kwam niet ongelegen. Want mijn hart werd soms verzwaard. Ook door de allesverwoestende oorlog in Syrië, die me dagelijks bezighield. Ik ontmoette ontwortelde Syriërs die de grootste gruwel hadden doorstaan omwille van hun verlangen naar vrijheid, naar leven.
Maar te midden van de ontreddering, het geweld en de wanhoop die ik vanop een afstand mee beleefde, voelde ik de weldadigheid van de stilte. Vooral dan in gesprekken. Ik voelde hoe ik me beter leeg kon maken om te luisteren als mensen hun verhaal deelden. Hoe ik aandachtig stil bij hen kon blijven in hun pijn en in hun ontreddering, zonder met woorden te willen tegenhouden wat vooral in de stilte gebeurt. Ik ontdekte hoe betekenisvol gedeelde stilte kan zijn. Hoe het louter aanwezig zijn bij elkaar en bij alles wat is, uitgesproken of onuitgesproken, de blik in onze ogen verzacht.
Etty Hillesum schreef: “Men moet ondanks de vele mensen, de vele vragen, de veelzijdige studie, altijd een grote stilte met zich meedragen, waarin men zich steeds terugtrekken kan, ook te midden van het grootste gewoel en midden in het intensiefste gesprek.”
Die grote stilte, waarin je – wat er ook gebeurt – altijd kan blijven ademen, waarin er altijd ruimte is, ook voor de andere.
De zachte bries
Het is die ruimte die ik op het spoor kwam in Syrië. Daar op de berg achter het klooster in de woestijn ervoer ik die stille ruimte. Om me heen, maar ook voor het eerst in mezelf. Een ruimte die oordeelloos is, die alles ontvangt, omarmt en koestert. Het is daar op de berg dat ik voelde dat ik ertoe doe. Dat wat in mijn hart leeft ertoe doet. Dat elke ademtocht ertoe doet. Dat alle leven ertoe doet.
En dan plots, die zachte bries die ook de profeet Elia hoorde op de berg Horeb. De bries die opwelt, na de storm, na het onweer, na de aardbeving. En God is in de bries.
Het is die bries die geruisloos door mijn hart waait als het er stil geworden is omdat ik mijn verdriet in de ogen kon kijken, of omdat het zachte ochtendlicht me even de adem ontneemt. Het is die bries die ik in de stiltes van een gesprek als een vonkje zag opwellen in de ogen van een gevluchte medemens die ondanks alle leed toch een onverwoestbaar verlangen naar het leven koestert. Het is die bries die ik alsmaar liever verkies te horen en te voelen, in plaats van de drukdoende wereld om me heen.
Ik heb de stilte lief omdat God haar als een zachte bries doorkruist. Omdat God in haar ruimte vindt om dicht bij ons aanwezig te zijn. In mijn hart, maar ook in het hart van de andere.
Als de stilte spreekt
Soms is het ook meedogenloos stil. Vooral op dagen dat de uren voorbijkruipen, als ik overvallen word door eenzaamheid omdat geliefden ver weg lijken en het me allemaal even teveel is. Of als het wachten op een verlossend telefoontje, een geruststellend bericht of een opengaande deur te lang duurt en het niet-weten ondraaglijk voelt. Ik denk ook aan de drukkende stilte na een ramp, hoe groot of hoe klein ook. Een Syrische vriend vertelde me hoe onwezenlijk stil het kon zijn na een bominslag als het puin geruimd is en de doden geborgen zijn. En toch kan God ook daar, in die stilte, krachtig aanwezig zijn.
Eens op vakantie sloop ik een oude kerk binnen en plofte moedeloos neer op een stoel. Ik had het gevoel op een dood spoor beland te zijn. Ik rouwde om mijn droom die ik voor mijn ogen in vlammen zag opgaan. Het was één van die zeldzame grote kerken die eenvoud ademde en waar Gods aanwezig zijn zich moeiteloos liet voelen. Een diep gevoel van troost overviel me, een onverwacht besef dat me nog iets veel beters wachtte dan wat verloren gegaan was. Ik hoefde alleen maar geduld te hebben, en vertrouwen …
God is aanwezig, ook tussen de ruïnes. Syrische vrienden vertelden me hoe ze tijdens de oorlog terugkeerden naar hun stad, waar na maanden van intensieve strijd het geweld geweken was. Samen mediterend tussen het puin van wat ooit hun thuis was, voelden ze hoe God hen ook daar in de stilte liefdevol en krachtig nabij was. Ondanks de destructie die hen overal omringde toonde God zich troostend, hoopvol en levendig in de stilte.
Als je goed naar haar luistert, gaat van de stilte een onnoemelijke dragende kracht uit. Net als de zon is ze er altijd, ergens verborgen achter het gedruis van de wereld. Altijd is er ergens de ruimte die zij schept, de ruimte waar Gods stem hoorbaar wordt. Waar God de mens bij zijn naam roept.
Ik heb de stilte lief, omdat ze God telkens opnieuw uitnodigt om in haar aanwezig te worden en zo ons nabij te zijn.
De stilte als gids
De stilte. Ergens onderweg was ik haar kwijtgeraakt, en in de drukte van mijn gedachten verlies ik haar vaak nog. Maar op mijn weg naar volwassenheid mocht ik haar stapvoets weer leren kennen en omhelzen, in al haar volheid. En daar ontdekte ik ook mezelf, mijn ware zelf, dat zich diep vanbinnen weer liet ontdekken.
Elke dag opnieuw, ook vandaag, probeer ik de stilte te koesteren en in haar – hopelijk - God te ontmoeten. Misschien zijn stem te horen. En hoe meer ik dat doe, hoe beter mijn weg zichtbaar wordt. In de stilte leer ik te onderscheiden wat rust brengt en vreugde, wat er werkelijk toe doet en wat enkel geruis is aan de oppervlakte. In de stilte leer ik moed te vinden, ook als het moeilijk gaat en de kracht om mijn eigen weg te bewandelen.
In stilte kan ik mezelf leegmaken om de ander te ontmoeten, om onrecht en lijden recht in de ogen te kijken, om troost, hoop, moed en leven te hervinden, wat er ook gebeuren mag. In de stilte ten volle het leven nabij te zijn.
Verschenen in Adem-Tocht (november 2017)